‘Ora et labora’

Ik was een paar dagen in een Benedictijns klooster in Italië. Ik heb zoveel mogelijk met het ritme van de monniken mee geleefd. Dat betekent dat er zeven getijdegebeden zijn. Ik geef toe, de eerste twee van 5.00 uur en 5.15 uur heb ik overgeslagen, maar aan de andere van 7.30 uur, 12.30 uur, 15.00 uur, 18.00 uur en 20.30 uur heb ik deelgenomen.

Alle getijden zijn in het Latijn en worden gezongen. En al heb ik alleen maar af en toe een paar woorden opgevangen, ik vond het elke keer indrukwekkend. Om te beginnen is het prachtig om twintig mannenstemmen unisono Gregoriaans te horen zingen. Maar ook de rust die het uitstraalt. Je bent met niets anders bezig dan met er te zijn. Het is tijd, de klok luidt, je stopt met waar je mee bezig bent, en je gaat naar de kerk. Je stopt niet, omdat je taak of je activiteit voltooid is, maar omdat het tijd is om te stoppen en te beginnen met wat anders. Niet de activiteit, maar de tijd is dus bepalend. Hoe anders is dat bij ons in het dagelijkse leven. Dan gaat het er juist om ‘nog even dit af te maken, en dan …’. Dat wordt altijd gevolgd door nog een andere activiteit die ook nog ‘even gedaan moet worden’. En voordat je het weet, is de dag voorbij en heb je niet: even pauze gehad, een ommetje gemaakt, de tijd genomen om te lunchen, toch weer te laat naar bed gegaan, of vul zelf maar in.

In het klooster was ik ook aan het werk; het is tenslotte ora et labora, bid en werk. Ik heb etiketten geplakt op zakjes snoep die in het klooster gemaakt worden en in de winkel verkocht worden. In het klooster wordt van alles en nog wat gemaakt om in het levensonderhoud van de monniken te kunnen voorzien: van wijn, olijfolie en kruidenthee tot zeep, crème en dus snoepjes. Het etiketten plakken is niet heel uitdagend werk, maar zeer bevredigend om te doen. Vooral als je later de zakjes in de winkel ziet liggen, en je er met andere ogen naar gaat kijken.

Na het plakken van zo’n 200 etiketten werden de klokken geluid. Tijd om te gaan. Wat is mijn eerste gedachte? Ach, ik hoef nog maar een stuk of vijf zakjes en dan is de krat leeg, ik zal het even afmaken, daarna ren ik wel naar de kerk. Nee, niet de etiketten zijn leidend, maar de klokken. En rennen doe je natuurlijk al helemaal niet; ik denk dat ik direct weggestuurd zou worden. Dus laten mijn medeplakkers en ik alles liggen en begeven we ons met de monniken richting kerk. In het begin vind ik het lastig; het voelt alsof ik me er met een Jantje-van-Leiden vanaf maak. Ik ben tenslotte nog niet klaar. Later wordt het makkelijker, wordt het een gewoonte en vind ik het juist heel ontspannend.

Vervang bidden door rusten, pauze houden, voor je uit staren, lummelen, niets doen, en zo worden de getijden buiten het klooster, in het dagelijkse leven, belangrijke, onmisbare en rustgevende momenten om naar uit te kijken.

Hoe ruim jij tijd in voor deze momenten?

Vorige
Vorige

Gewoon even opletten nu

Volgende
Volgende

Waarom Max Verstappen en ik elkaar niet begrijpen