Gewoon even opletten nu

De getijden die ik in een Benedictijns klooster in Italië vijf keer op een dag volg, zijn soms ook gewoon oersaai. De eerste keren ben ik betoverd door het horen van de 20 unisono zingende mannenstemmen. Maar na een paar keer is de verrassing weg, weet je wat er gaat komen, en is het dus af en toe gewoon heel saai.

Om te beginnen kan ik het voor geen ene meter volgen wat er gezongen wordt; het is in het Latijn. Verder is Gregoriaans is prachtig, maar je wordt niet verrast door een scheurende gitaar of een mooie saxofoonsolo. En misschien wel het belangrijkst: ik hoef alleen maar te zitten en niets te ‘doen’, en dat ben ik in het dagelijks leven niet gewend. Ik heb nu ineens de tijd, en mijn gedachten vliegen meteen alle kanten op. Naar de toekomst: zal ik hierna verder gaan met mijn boek, zal ik ondanks de regen even een ommetje maken, de volgende keer moet ik echt een trui aantrekken, want het is hier stervenskoud. En naar het verleden: dat van die trui had ik gisteren ook al bedacht; wat was die monnik net blij met dat sprankeltje zon, “het is net het paradijs”; wanneer scheen trouwens voor het laatst de zon, eergisteren, of is het al langer geleden; waar was ik eigenlijk drie dagen geleden? En elke keer denk ik: oh ja, opletten, er even bij blijven; waar ben ik nu, wat doe ik hier? En ik luister weer aandachtig naar het gezang. En plop, ik zit weer ergens anders met mijn gedachten: deze banken zijn niet erg comfortabel, ik krijg pijn in mijn rug en ik heb een houten kont. Mag ik wel of niet met mijn schoenen op het knielbankje voor me? Zit er modder aan mijn wandelschoenen? Ik hoop het niet, want dan heeft de volgende modder aan zijn broek.

En plop, weer terug naar hier en nu: monniken, kerk, zingen. Plop: het duurt dit keer wel lang, duren alle getijden even lang of is die in de morgen korter dan die in de middag; beetje onbeleefd om op mijn horloge te gaan kijken hoe laat het is. Plop: monniken, kerk, zingen. Plop: mijn gastenpater is echt klein; niet alleen ik, ook de meeste andere monniken steken een kop boven hem uit. Plop: het orgel begint te spelen, weer terug naar hier en nu. Plop: zou hij wel met zijn voeten bij de grond kunnen? Plop: wat een prachtige donkere sonore stem. Plop: tot waar zou zo’n pij moeten komen; kun je ook hoogwater hebben bij een pij? Plop: monniken, kerk, gaan staan. Plop: wat zouden ze onder die pij aan hebben, ik hoop nu een lekkere warme, lange broek, en hoe doen ze dat in de zomer? Plop: monniken, kerk, weer gaan zitten.

Plop, plop, plop. Zo gaat het een half uur door. En als ik met mijn gedachten weer mijlenver ben, is het ineens afgelopen. Tsjongejonge Ik heb vanmorgen wel de aandacht van een garnaal zeg. Ik weet het: geeft niets, is juist goed. Saai is namelijk goed, net als vervelen. Goed voor de geest bedoel ik dan. De grootste boosdoener van minder aandacht is mentaal tijdreizen. Dan wordt onze aandacht weggezogen naar het verleden of zijn we al bezig met wat nog komen gaat. Weg is de aandacht van het huidige moment. Mentaal tijdreizen kost energie en we doen het de hele tijd. Het gaat vanzelf, vooral als we met stress te maken hebben. Ik had geen stress, maar er waren allerlei redenen om niet bij het huidige moment te zijn. In mijn geval, vooral kou en oncomfortabele banken. Gisteren was het net zo koud en net zo oncomfortabel, maar toen waren die gedachten niet leidend. Ach, ik ben me er in ieder geval van bewust. Gewoon blijven oefenen. Over een paar uur mag ik weer.

Vorige
Vorige

Schreeuwen, tieren en …. zwijgen

Volgende
Volgende

‘Ora et labora’