Geluksvogel

Ik ben een geluksvogel in een voormalig kippenhok. Vanaf dit goddelijk terras zit ik met een brede grijns op mijn gezicht alleen maar te genieten, te kijken naar het kabbelende water, een enkel bootje, de bergen aan de overkant, de wolken, en de zonsondergang. Hoe kwam ik hier terecht?


Rond lunchtijd kom ik bij de bakkerij van Maria aan. Ze is bezig. “Wil je met ons mee-eten?” Ik begrijp de familieverhoudingen niet helemaal, maar ‘ons’ is: vader, zus en zwager met twee dochters, vriend, oudere vriend en jongere vriend. Het is een gekakel van jewelste. De oudste (Maria’s vader van dik in de 80 en dementerend) hoor je niet; hij zit wat wezenloos voor zich uit te staren en wacht op de lunch. De jongste (nichtje van Maria en een jaar of zes) rent en springt en roept om aandacht.

De een dekt de tafel, de ander houdt nichtje bezig, de derde helpt een klant in de bakkerij, een vierde zet de pan met pasta op tafel en schept de borden vol, en een volgende helpt vader met eten. Amusant bekijk ik het van een afstandje en geniet van de gezelligheid van deze Italiaanse familie.

De bakkerij is van Maria. Ze heeft deze van haar vader overgenomen. Gelukkig krijgt ze veel hulp. Als ik zie hoe druk ze is, is dat geen overbodige luxe. Ze staat zes ochtenden om 5 uur op, en één ochtend al om 4 uur.

Met twee zakjes versgebakken koekjes, brengt Maria me na de lunch naar mijn onderkomen vannacht. Met de auto is het maar een kippeneindje, maar onderweg wordt werkelijk iedereen gegroet. Even stoppen, raampje open, praatje maken, verder rijden, toeteren, zwaaien, uitstappen. Maria en haar bakkerij zijn in de hele omgeving bekend. De een wordt gekust, de ander krijgt een hand, de volgende een zwaai.

De vorige keer dat ik hier was, sliep ik in het ‘huis van tante’, nu in het huis van Maria zelf. Bij voorbaat verontschuldigt ze zich al. “Het is maar klein hoor. Vind je dat niet erg?” “Nee, natuurlijk niet.” Ze is niet overtuigd. “Tante’s huis is bezet. Anders had je daar mogen slapen.” Ik probeer haar nog een keer gerust te stellen. “Maria, het geeft niet, het maakt me niet uit.” Maar ze blijft zich verontschuldigen. “Ik vind het heel vervelend. Het is echt klein hoor.” Ik verzeker haar nog eens extra dat het me echt niet uitmaakt. Een eenvoudige pelgrim heeft niet veel nodig.

We komen aan. Ik geef toe. Het is inderdaad klein. Erg klein. En donker met maar twee kleine raampjes. Een beetje claustrofobisch. Als ik naar binnen ga, heb ik de neiging om krom te lopen en mijn hoofd in te houden, zodat ik dat niet stoot. Dat blijf ik doen, elke keer als ik naar binnenga. Maar het heeft alles wat ik nodig heb: een bed, een wc en een douche. En dus dat goddelijk terras. Ik ben een geluksvogel.

Als we met een groep in Italië aan de wandel zijn, slapen we uiteraard niet in dit kippenhok. We doen dat ergens anders, met overigens ook een goddelijk uitzicht. Wel gaan we waarschijnlijk even langs de bakkerij van Maria voor versgebakken koekjes.

Ga mee naar Italië met het programma Rust & Tijd of Aandacht & Rust.

Vorige
Vorige

Te lang, te zwaar, te eng, te gevaarlijk, te moeilijk, te …?

Volgende
Volgende

Rita