Het is een wedstrijd die je niet winnen kan

Een paar maanden geleden was ik niet alleen in het grootste Benedictijnse klooster, maar ook in het in Europa hoogst gelegen, en in een van de belangrijkste Benedictijnse kloosters. Zelfs kloosters doen blijkbaar een ‘wedstrijd’ welke het grootst, hoogst, belangrijkst of mooist is.

Ook zij moeten wedijveren met anderen. Maar als je heel groot bent, ben je misschien niet om aan te zien. En als je het hoogst gelegen bent, ben je misschien onbeduidend. En als je heel belangrijk bent, ben je onvindbaar. Het is dus een wedstrijd die je niet winnen kan.

Misschien werkt het wel anders. Omdat je onvindbaar bent, ga je schreeuwen hoe belangrijk je wel niet bent. En als je er niet zo heel veel toe doet, kan je in ieder geval zeggen dat je heel hoog ligt. En als je weet dat je niet moeders mooiste bent, kun je in ieder geval zeggen dat je heel groot bent.

Maar het leven is geen wedstrijd.

Schreeuwen om jezelf belangrijk te maken? Ik heb in een klooster nog nooit iemand horen schreeuwen. Luid praten wordt al niet eens gewaardeerd. Stilte doet hier zijn werk. Er is een directeur in het klooster, de abt; en er is een adjunct, de kellenaar. Maar die schreeuwen niet; ze zijn ook niet belangrijker dan de anderen. Er wordt naar iedereen geluisterd.

De meeste monniken en monialen (zusters, nonnen) doen helemaal niet hun best om er mooi uit te zien. Ze hebben allemaal dezelfde kleding aan, en daar volgen ze niet de laatste mode mee. Sterker nog, het ziet er al eeuwen hetzelfde uit. Modekleuren, wijd, getailleerd, printje? Allemaal niet belangrijk. Ook brilmonturen zijn niet van de laatste collectie. Motto: het is niet stuk, dus nog prima te gebruiken. En ik heb monialen ook nog nooit op pumps zien lopen.

En ondanks dat ze er allemaal hetzelfde uitzien, ze niet direct opvallen, je ze niet altijd hoort, kunnen ze wel indruk maken. Door wie ze zijn. Ik heb een zwak voor de inmiddels zeer bejaarde monnik bij Sacro Speco in Subiaco die met zijn wijze pretoogjes en zijn handen in de zakken van zijn pij, alle bezoekers observeert, er het zijne van denkt, ongetwijfeld heel veel binnenpretjes heeft, en tegelijkertijd een enorme rust en wijsheid uitstraalt. Of de monnik in Praglia die me met beide handen begroet en welkom heet, me in de ogen aankijkt, vraagt hoe ik heet en echt contact maakt. Of de zuster in Fabriano die bij binnenkomst zegt: doe je rugzak af, ga even zitten, wil je wat drinken? En na het halen van koel water oprecht geïnteresseerd vraagt hoe het me gaat.

Dus of je nou mooi, lelijk, groot, klein, jong, oud, of wat dan ook bent, het is niet belangrijk. Het leven is geen wedstrijd, en anders is het een wedstrijd die je niet winnen kan.

Vorige
Vorige

Te laat

Volgende
Volgende

Hoe meer je wandelt, hoe langer je leeft